In zijn boek ‘
The dream in Native American and other primitive cultures' beschrijft Jackson Steward Lincoln hoe de meeste religieuze ideeën in traditionele gemeenschappen hun herkomst vinden in
dromen.
Voor Indianen waren dromen heel belangrijk. Vaak werd er meer betekenis en werkelijkheidswaarde aan toegeschreven dan aan de ervaringen in wakkere toestand. Dromen waren een bron van kracht en de alledaagse werkelijkheid een bron van strijd. Dromen openden de poort naar het bovennatuurlijke.
In een droom zijn wezens aanwezig met bovennatuurlijke krachten, die met de dromer communiceren, hem kwaad doen of hem iets schenken. Zo ontstond het idee dat er een menselijke ziel is en een spirituele wereld. Het geloof in een leven na de dood komt ook voort uit dromen, omdat men tijdens een droom overledenen ontmoet. Deze 'doden' vertelden over hun leven in de wereld der geesten en waarschuwden de dromer soms voor narigheid in zijn alledaagse bestaan. Zo ontstond het idee van de onsterfelijkheid van de ziel.
Omdat de overleden voorouders zo vaak terugkwamen, gingen mensen hun voorouders vereren. Dat is één van de eerste religieuze rituelen van de mensheid. Ook dieren kwamen vaak voor in dromen en ze waren belangrijk voor de stam en zo ontstonden verschillende vormen van rituele verering van dieren. Uit de dromen ontstond verder het idee dat de ziel zich kon transformeren en in een andere vorm kon terugkomen. In hun dromen zagen zij vaak hoe geesten veranderden in dieren en andersom. Verder zijn er nog religieuze voorschriften, die hun oorsprong vinden in dromen: als je X droomt, moet je Y doen. Dan moest je bv. een dier offeren en iets daarvan om je nek hangen als talisman. Daarbij werd ook gebeden en gezongen.
Jammer genoeg wordt er in de wetenschappelijke discussies over het ontstaan van religies nog te weinig rekening gehouden met de rol van dromen.