\n\n

Opa’s in de rockmuziek

Mootz
door Dirk Jan van Baardinsdag, 12 februari 2013 om 9:40
welingelichtekringen header 1
De oude rockers doen het momenteel goed. Elk jaar presenteert zich wel weer een of andere antieke band die zo nodig weer wat poen bij elkaar wil schrapen. The Rolling Stones gaven eind vorig jaar twee wervelende shows in London en drie in New York ter gelegenheid van hun 50-jarig bestaan. The Who toert momenteel rond de wereld met hun rockopera Quadrophenia en doen daarbij ook Amsterdam aan, Bruce Springsteen komt binnenkort alweer naar Nederland, Peter Gabriel heeft nog steeds nieuwe ideeën en weet van geen ophouden, Little Feat geeft nog altijd talloze concerten, Yes gaat maar door in de zoveelste bezetting, Prince swingt ook nu nog als een trein, The Allman Brothers Band trekken nog steeds volle zalen, net zoals Lou Reed met zijn onsterfelijke songs, David Bowie brengt binnenkort een nieuw album uit, etc. Oorspronkelijk is rock muziek van de grenzeloze energie, agressieve opstandigheid en woedend onbehagen van de jeugd. Moeten al die treurige oude rockers hun gitaren dus aan de wilgen te hangen? Dienen Mick en Keith op een stoel te gaan zitten en de blues te maken in plaats van de zoveelste ouwelullenversie van Honky Tonk Women in de zaal te slingeren? Moet de kalende grijsaard Peter Gabriel voorgoed gaan genieten van zijn landhuis op het dromerige Engelse landschap? Wat mij betreft is dit niet nodig. In de loop der jaren is het traditionele imago van rockmuziek volkomen achterhaald. Rockmuziek blijkt tegenwoordig namelijk niet alleen voor de jeugd te zijn. Kalende huisvaders en ‘langharig tuig met puisten’ gaan nog steeds uit hun bol bij songs die 30 of 40 jaar geleden zijn geschreven. Rock hoort niet in een museum waar het kan worden bewonderd als een slap overblijfsel van een verloren beschaving. Het is gezinsamusement voor jong en oud geworden. En zo hoort het. Geen sprake van louter nostalgie. Dat zag ik bij The Rolling Stones op 25 november 2012 in de Londonse O2. De première van de vijf jubileumconcerten van de Stones was onvergetelijk. Wat een energie vanaf het podium en wat een energie vanuit de zaal. Ik hoopte nooit te hoeven meemaken dat Mick Jagger op zijn 69ste voor de tweeduizendste keer Satisfaction uit zijn longen zou persen voor een nostalgisch publiek van beurshandelaren en advocaten. Die avond is geen Satisfaction ten gehore gebracht. Gelukkig. Wel tijdens het tweede concert. Daar was ik niet bij. Ook gelukkig... Die beurshandelaren en advocaten waren erbij, maar ook de jeugd was in grote getale vertegenwoordigd. Jong en oud waren aanwezig. The Rolling Stones lieten in London zien dat ze nog steeds in staat zijn om concerten te geven die je bij de strot grijpen. Terwijl ze de laatste twintig jaar bezig waren met ‘stadionproducties’, toonden ze deze keer aan dat ze gedurende die voorgaande periode wellicht een parodie op zichzelf waren, maar nu nog eens wilden laten zien hoe rock ’n roll moet worden gemaakt en wie nu echt the greatest rock ’n roll band in the world is. Vettig, smerig, pompend. Met een bloedend hart. Geen sprake van een jukebox met stokoude hits. Niemand heeft moeite met oude klassieke componisten of oude jazzmusici. Waarom dan wel met opa’s in de rockmuziek? Kunst noch entertainment zijn gebonden aan een bepaalde leeftijdscategorie. Bach en Beethoven componeerden niet voor een bepaalde leeftijd. Miles Davis en Keith Jarrett evenmin. Waarom zouden Mick Jagger en Peter Gabriel dit dan wel moeten doen? Waarom moeten we rockmuziek in een getto plaatsen? Waarom zou rockmuziek alleen zijn voor een jeugdcultuur waarin lang haar, drugs, vrije liefde, pacifisme, verzet tegen het heersende arbeidsethos en de dominerende consumptiemaatschappij, radicale politieke opvattingen en geflirt met oosterse mensbeelden de dienst uit maken? Muziek is een taal die door elke generatie kan worden verstaan. Je verkrijgt inzicht in jezelf en er wordt een beeld verschaft van de tijdsgeest. Muziek motiveert je zelfbewustzijn en stimuleert de drang om maatschappelijke veranderingen toe te passen. Dat geldt voor Beethoven. Dat geldt voor The Rolling Stones. Of ze nou wel of niet hoopten op een gewelddadige revolutie, hun muziek heeft in elk geval voor veel mensen gefungeerd als ‘strijdliederen’ binnen een tegencultuur die openlijk in verzet komt. Waarom zou dit alleen in de eerste helft van de negentiende eeuw en in de jaren zestig/zeventig van de vorige eeuw kunnen? Tussen Beethovens Negende Symfonie en Street Fighting Man van de Stones ligt wat dat betreft geen verschil. De genialiteit van Bach en Beethoven is natuurlijk niet te vergelijken met het talent van Mick Jagger of Peter Gabriel. Maar hun artistieke gedrevenheid is overeenkomstig. Bovendien gaat het in de kunst en in het entertainment uiteindelijk om te overleven in dit bestaan. Om geld dus. Geen verschil. De kunst- en de amusementsindustrie heeft wat dit betreft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ideeën van de tegencultuur. Beethoven en Wagner wilden hun publiek ergens opmerkzaam op maken. Shockeren. Bewust maken. Met The Stones en Peter Gabriel is dat niet anders. Hun muziek klinkt nog steeds zoals je die graag wenst te herinneren. Rebels. Provocerend. We kunnen hen toch niet het recht ontzeggen dat we wel toekennen aan Beethoven of Miles Davis? Ideeën wordt gelanceerd, ze krijgen vaste grond onder de voeten en uiteindelijk verburgerlijken ze. De revolutie verdampt. Wagner wordt deel van het establishment. Mick Jagger treedt in zijn voetsporen. Dat geschud met zijn billen en die gespeelde overgave doen denken aan Wagner die over de grond kruipt en de armen om de benen van zijn geliefde Cosima slaat als Beethovens muziek in de kamer wordt gespeeld. Ach, ieder wordt waardig oud op zijn manier. Ook Mick Jagger en Peter Gabriel.
Boeken van Etienne Kuypers www.etiennekuypers.com Speakers academy Etienne Kuypers