Anton Loonen, arts en hoogleraar farmacotherapie aan de RUGroningen, legt in haarfijn uit wat het probleem is met de nieuwe
DSM-5. Die is allesbepalend in de
psychiatrie en vormt de basis voor rigide behandelprotocollen. Daarvan afwijken is moeilijk, omdat ziektekostenverzekeraars er hun tarieven op baseren. De ene patiënt is de andere niet, ook al krijgt hij het hetzelfde DSM-5 etiketje, maar wie niet reageert op de standaardmedicatie is in de aap gelogeerd. Een middel dat wel helpt, maar niet geregistreerd is voor de behandeling van een specifieke diagnose, wordt niet vergoed. Het gebruik van zogenaamde medicatie betekent niet dat de farmacoloog lukraak wat uitprobeert. 'In feite is iedere behandeling een experiment, en inderdaad niet zonder risico. Je moet goed evalueren en systematisch werken', benadrukt Loonen. Maar registratieautoriteiten, de gezondheidsinspectie, kwaliteitscontrole en beleid maken het off label voorschrijven van medicijnen steeds moeilijker. Vooral in de psychiatrie levert dat grote problemen op: voor slechts 20% van de DSM-5 diagnoses zijn medicijnen geregistreerd. Anderzijds zijn de diagnostische categorieën heel breed: een 'depressieve stoornis' kent vele uitingsvormen en er zijn ook veel verschillende soorten antidepressiva, maar wat hoort bij wat? Loonen noemt het 'nattevingerwerk'. Wat hem betreft mag de DSM5 in vlammen opgaan! Wat we dreigen te vergeten, is dat psychische problemen oorzaken hebben. Die zijn destijds geschrapt uit de DSM om eindeloze discussies daarover te vermijden, maar misschien wordt het tijd om ze opnieuw te introduceren. Er wordt veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar biologische factoren, maar in de klinische praktijk wordt amper diagnostisch onderzoek gedaan. 'De GGZ is in dat opzicht diagnostisch leeg.'