Burgemeester Femke Halsema wil de drugsproblematiek in Amsterdam hard aanpakken. "In alles wil ik Amsterdam bewaken als een vrije en open stad, en dat beeld wil ik versterken. Want Amsterdam heeft een ordinairder imago dan ze verdient, vooral in het buitenland," vertelt ze in een groot interview in het Algemeen Dagblad.
"Ik wil dat we een onconventionele en dwarse stad blijven, maar ook dat we heldere grenzen stellen aan onze tolerantie. Want als je dat niet doet, gaat tolerantie aan tolerantie ten onder, zoals filosoof Karl Popper al zei.”
De vrijgevochten burgemeester is duidelijk: "Tolerantie is iets anders dan laisser-faire en heeft als kenmerk dat het altijd schuurt. Je hebt de levensstijl en het gedrag van mensen te accepteren, ook al zint dat je niet. Het betekent dat je in deze stad te respecteren hebt dat dragqueens bij onze openbare sfeer horen, wat je religieuze, culturele of traditionele opvatting ook is. En als meisjes of vrouwen of homoseksuelen of moslims of joden zich niet meer vrij voelen op straat, staat tolerantie onder druk en dat is nu af en toe zo.”
Halsema legt uit: "Bij vrijheid hoort dat je aangesproken mag worden op je verantwoordelijkheid, niet alleen voor je eigen gezondheid maar ook voor de sociale verhoudingen in de stad. Ik houd de vrije ruimte in stand, maar vind het wel tijd voor een volwassen gesprek over drugsgebruik. Dit betekent dus niet dat ik met wetgeving kom die gebruik inperkt.”
Waarom ze drugshandel zo hard wil aanpakken? "Omdat het onze stad en de economische verhoudingen verloedert. Er gaat te veel geld in om, waardoor kwetsbare jongeren steeds vaker bereid zijn in drugs te handelen of gerelateerde misdaden te plegen, zoals liquidaties. Deze prioriteit stond niet in het collegeakkoord, daarom heb ik het met een kunstgreep, door een rapport van Jan Tromp en Pieter Tops, op de agenda gezet.”
Zelf heeft ze niet veel met drugs. "Ik heb decennia geleden, zoals iedereen in Enschede, achter de kerk zitten blowen. En toen ook een keertje cocaïne gebruikt. Maar toen vond ik het zo lekker dat ik dacht: dit moet ik niet nog een keer doen.”