\n\n

De TikTok-rij: sneue toeristen staan in Amsterdam uren te wachten op friet of een stroopwafel

Samenleving
door Jeannette Krasmaandag, 10 april 2023 om 8:52
anp 150770676
Het is een betrekkelijk nieuw fenomeen: een of andere beroemdheid plaatst op TikTok een filmpje waarin hij geniet van friet of een stroopwafel en vervolgens wil iedereen daar naar toe. Dat is precies waarom er nu mensenmassa's staan te wachten op een hapje in de Negen Straatjes in Amsterdam.
Het is bizar: niet het Anne Frankhuis, het Rijksmuseum of Artis, maar Fabel Friet is the place to be in de hoofdstad. Bij de snackbar is de rij soms zo lang dat hij de Keizersgracht oversteekt. Op de brug staan mensen achter een touwtje te wachten, beschrijft het AD. De snackbar bestaat pas sinds 2020, maar dankt zijn succes volledig aan een TikTok-filmpje dat viraal ging. Meerdere video's op TikTok zijn inmiddels miljoenen keren bekeken. Vooral het patatje Parmezaan is favoriet.
Maar hoe blij word je als stad of als omwonenden van een rij die nooit ophoudt. Gebiedsmanager Lony Scharenborg zegt daarover in de krant: "Het is fijn dat mensen hier kennelijk graag komen, maar ik zie ook het gevaar dat het gebied aan zijn eigen succes ten onder gaat. Die rijen voor eetzaken zijn niet goed voor andere ondernemers, en bewoners hebben last van zwerfvuil. Ik kan me trouwens ook niet voorstellen dat toeristen het leuk vinden om meer dan een uur in de rij te staan voor een stroopwafel of een patatje, terwijl er zoveel moois te doen is in Amsterdam. Maar ja, ze doen het toch.”
Koekmakerij Van Stapele is zo'n andere populaire horecazaak, waar met gemak honderd mensen in de rij staan voor een chocoladekoek. "Het is krankzinnig”, zegt Jasmijn van de naastgelegen coffeeshop Tweede Kamer. "Ze staan hier al om 09.30 uur te wachten, terwijl het pas om 10.00 uur opent.”
Jasmijn: "Ik begreep dat de gekte is ontstaan nadat Jamie Oliver een filmpje over die koeken had gemaakt. Wij hadden vorige week Quentin Tarantino nog in de shop, maar ja: die zette het dan weer niet op Tiktok.”
Bron(nen): AD