Personeel dat huishoudelijke hulp, begeleiding, dagbesteding of maaltijdondersteuning verzorgt bij mensen thuis, komt voortaan in bepaalde gevallen in aanmerking voor persoonlijke beschermingsmiddelen. Dat heeft minister Martin van Rijn (Medische Zorg) besloten. Als iemand met COVID-19 of een verdenking daarop direct dergelijke zorg nodig heeft en deze zorg dus niet kan worden uitgesteld, komt de zorgmedewerker in aanmerking voor mondmaskers, isolatiejassen/schorten, oogbescherming/brillen en handschoenen. Voor ondersteuning thuis die verleend wordt volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), zoals huishoudelijke hulp, begeleiding, dagbesteding en maaltijdondersteuning, lukt het volgens de minister veelal wel op 1,5 meter afstand te blijven. Dan zijn dus geen beschermingsmiddelen nodig, aldus de minister. Reservepakket Ook mag alleen worden gewerkt als de medewerker klachtenvrij is en er zeker van is dat de gezondheid van de patiënt of cliënt het toelaat om zorg te verlenen. Als COVID-19 bij een cliënt is vastgesteld, dan wordt ondersteuning uitgesteld. Soms gaat het echter om zorg die niet kan worden uitgesteld, of heeft een medewerker gerede twijfel of de situatie veilig is. In die gevallen kan de medewerker voortaan beschikken over een 'reservepakket’ aan persoonlijke beschermingsmiddelen, heeft Van Rijn besloten. "Alle mensen die werken in de zorg - binnen en buiten het ziekenhuis - moeten erop kunnen rekenen dat zij hun werk veilig kunnen doen met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Natuurlijk alleen als dat echt nodig is, want er is nog steeds een enorme behoefte aan beschermingsmiddelen in de zorg", aldus de minister.