\n\n

Omhoog op de maatschappelijke ladder? De kans is groter dat je er vanaf kukelt

Samenleving
door Jeannette Krasdonderdag, 13 november 2014 om 17:49
welingelichtekringen header 1
Het aloude ‘wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje’, lijkt weer opgeld te doen. Sterker nog, de kans is groter dat het kwartje, een dubbeltje wordt, blijkt uit een nieuwe Britse studie. De laatste jaren wordt algemeen aangenomen dat de sociale mobiliteit in het westen aan het afnemen is. Dat wil zeggen dat steeds meer mensen in dezelfde sociaal-economische klasse blijven als waarin ze zijn geboren. Uit onderzoek van het SCP bleek onlangs al dat er meer en meer een tweedeling ontstaat tussen hoog- en laagopgeleiden, die weinig met elkaar gemeen hebben. In Groot-Brittannië werd vorige maand iets soortgelijks vastgesteld: er zijn twee gescheiden werelden ontstaan, verdeeld in opleiding en inkomen. Maar dat is niet helemaal hoe het zit, schrijft . Onderzoekers van de London School of Economics onderzochten hoe vier generaties, geboren in 1946, 1958, 1970 en 1980-84 het op professioneel vlak deden in vergelijking met hun vader. Voor alle generaties gold dat driekwart in een andere klasse is terecht gekomen. De sociale mobiliteit is dus in de afgelopen decennia in omvang nauwelijks veranderd. Wat wel is veranderd, is de richting: de eerste drie generaties gingen allemaal in ongeveer dezelfde mate de carrièreladder op. Maar de generatie vanaf 1980 bleek juist lager uit te komen dan hun vaders. Dat is niet zo gek. Tussen 1950 en 1980 nam het opleidingsniveau van mensen en het aantal goede banen in de dienstensector sterk toe. Zelfs zoveel dat de kinderen van welgestelde ouders ze niet meer allemaal konden invullen. Meer ruimte aan de top maakte het makkelijker voor alle lagen van de bevolking om de carrièreladder te beklimmen. Die groei van goede banen is sterk verminderd. Kinderen uit de hogere klassen lukt het daarom niet meer om de standaarden van hun ouders te handhaven. De neerwaartse sociale mobiliteit neemt toe, terwijl de weg omhoog steeds zeldzamer wordt. De onderzoekers benadrukken dat de ongelijkheid groot is. Een kind uit de betere kringen heeft 20 keer meer kans op een goede baan dan een kind wiens vader in de fabriek staat. Zolang het aantal goede banen toenam, leek het alsof klassenverschillen nauwelijks meer een rol speelden in carrières. Nu blijkt de werkelijkheid anders.
Bron(nen): The Economist