Het kostte de evolutie drie tot vier miljard jaar om de Homo sapiens voort te brengen. Als ergens in dat proces het klimaat het ook maar één keer had laten afweten, dan hadden we waarschijnlijk nooit bestaan. Dat toont een wetenschapper aan in een boeiende simulatie.
ThermostaatModellen hebben laten zien dat het klimaat op aarde in een paar miljoen jaar kan verslechteren tot temperaturen ver onder nul of richting het kookpunt. We weten ook dat de zon 30 procent meer licht geeft sinds het eerste leven op aarde. In principe zouden de oceanen daardoor verdampt moeten zijn. Dat gebeurde niet.
Daar zijn twee mogelijke verklaringen voor. De eerste is dat de aarde op de een of andere manier een soort thermostaat heeft, een mechanisme dat voorkomt dat het klimaat naar fatale temperaturen stijgt of daalt. De tweede optie is dat de aarde het gehaald heeft door puur geluk. Van de vele miljoenen planeten die er zijn, is er heel af en toe eentje die het redt.
ComputersimulatieToby Tyrrell, professor in de aardsysteemwetenschappen aan de
University of Southampton gooide er een computersimulatie tegenaan om aan te tonen dat het een beetje van beiden is. Hij genereerde 100.000 planeten met een willekeurige set klimaatmechanismen. Dat zijn processen die klimaatverandering kunnen versterken of afzwakken. Denk bijvoorbeeld aan poolijs dat smelt, waardoor het geen zonlicht meer kan reflecteren, maar juist verandert in zonlicht absorberend water, waardoor de aarde verder opwarmt, wat weer meer ijs doet smelten.
De professor liet de planeten honderd keer 'opnieuw beginnen' met een andere initiële temperatuur en andere klimaatprocessen, zoals ook vulkaanuitbarstingen en meteorietinslagen. Bij alle honderd simulaties werd de temperatuur van de planeet bijgehouden tot hij te warm of te koud werd voor leven of tot hij 3 miljard jaar had overleefd en dus mogelijk ruimte bood voor intelligent leven.
Van de 100.000 gesimuleerde planeten lukte het slechts eentje om alle honderd simulaties te doorstaan. Die had dus genoeg klimaatstabilisatoren én genoeg geluk. De meeste planeten die tenminste één keer bewoonbaar bleven, lukte dat minder dan tien van de honderd keer.
GelukEr was altijd geluk voor nodig om de eindstreep te halen, maar dat was op zichzelf onvoldoende. Planeten zonder corrigerende klimaatprocessen bleven namelijk nooit bewoonbaar.
Onze planeet heeft zelf dus enkele klimaatmechanismen die stabiliserend werken, maar zonder een fikse portie geluk waren we er allang niet meer geweest. Als bijvoorbeeld een zonnevlam of asteroïde maar net een beetje groter was geweest of op een kwetsbaarder moment had toegeslagen, had de wereld er waarschijnlijk heel anders uitgezien.